Laurens van den Broek reviewed De tunnel by Ernesto Sabato (Literatura Latina)
Review of 'De tunnel' on 'Goodreads'
5 stars
‘Het zal wel volstaan als ik zeg dat ik Juan Pablo Castel ben, de schilder die María Iribarne heeft vermoord; ik neem aan dat iedereen zich het proces nog herinnert en dat mijn persoon niet veel toelichting behoeft.’ (p. 7)
Aldus begint De tunnel (gepubliceerd in 1948, een Nederlandse vertaling verscheen pas in 1988!), het boek dat de doorbraak van de Argentijn Ernesto Sábato als romanschrijver tot een feit maakte. Van Sabáto zijn weinig romans overgebleven, omdat hij er genoegen in schepte om zijn werk bij wijze van purificatie in het vuur te gooien. Goddank is dat ons bespaard gebleven, want hoewel het in mijn ogen nét niet perfect is – wat scheelt het? – is dit boek absoluut een vergeten klassieker die minstens net zo goed is als, zo niet beter dan, Camus’ De vreemdeling.
Vanzelfsprekend komt de vergelijking met Camus niet uit de lucht vallen, want in …
‘Het zal wel volstaan als ik zeg dat ik Juan Pablo Castel ben, de schilder die María Iribarne heeft vermoord; ik neem aan dat iedereen zich het proces nog herinnert en dat mijn persoon niet veel toelichting behoeft.’ (p. 7)
Aldus begint De tunnel (gepubliceerd in 1948, een Nederlandse vertaling verscheen pas in 1988!), het boek dat de doorbraak van de Argentijn Ernesto Sábato als romanschrijver tot een feit maakte. Van Sabáto zijn weinig romans overgebleven, omdat hij er genoegen in schepte om zijn werk bij wijze van purificatie in het vuur te gooien. Goddank is dat ons bespaard gebleven, want hoewel het in mijn ogen nét niet perfect is – wat scheelt het? – is dit boek absoluut een vergeten klassieker die minstens net zo goed is als, zo niet beter dan, Camus’ De vreemdeling.
Vanzelfsprekend komt de vergelijking met Camus niet uit de lucht vallen, want in beide korte romans begaat de eenzame hoofdpersoon door noodlottige omstandigheden (die geheel van eigen makelij zijn) een moord en ondergaat welwillend de consequenties daarvan. Vertalers Martine Koenders en Gerard Klooster reppen in het bijgesloten nawoord van Camus’ adoratie en aandringen op een Franse vertaling ‘en ook Graham Greene stak zijn bewondering voor Sabáto’s romandebuut niet onder stoelen of banken.’ Dat zijn niet de minste fanboys om te hebben.
In deze korte roman doet Castel vanuit de gevangenis uit de doeken waarom hij María Iribarne vermoordde. Al lezende val je van de ene verbazing in de andere, merkwaardige gedachtenkronkel volgt op buitenissige gedachtenkronkel. De beste man spoort niet helemaal, zo wordt al gauw duidelijk uit de neurotische obsessie die hij ontwikkelt voor María Iribarne, een jongedame die iets te lang naar een specifiek tafereel op een van zijn schilderijen blijft staren dan goed voor haar blijkt. Castel meent in haar de enige vrouw ter wereld te zien die hem kan begrijpen, omdat zij als enige naar dat tafereel keek en niet naar de rest – de eerste van vele opmerkelijke gedachtenkronkels.
Ze ontglipt hem bij die expositie van zijn eigen werk, maar maanden later, wanneer hij haar toevallig aan de overkant van de straat ziet lopen, grijpt hij zijn kans en dringt zich aan haar op. Waar Sabáto in uitblinkt zijn de dialogen: door de hakkelende manier waarop ze opgebouwd zijn voelen ze wonderbaarlijk realistisch aan, alsof je naast ze staat en hoort praten. Castel is extreem onzeker en stuitend kritisch, over en op zichzelf, op María. De gehele mensheid moet het ontgelden; wat een walging en aversie jegens anderen koestert hij. Je vraagt je af waar dit heen gaat leiden, ondanks dat je al weet hoe het afloopt. Hoe kan iemand met zulk een giftig wereldbeeld überhaupt functioneren? En hoe voelt María zich onder Castels obsessieve bezitterigheid? Prangende vragen die me aan de pagina's gekluisterd hielden.
Die laatste vraag is trouwens het zwakste punt van de roman: dat kom je, op haar logische afschuw na, niet te weten. Castel is té zeer op zijn eigen impulsen gefocust om erachter te komen wat María drijft, wie ze is en wat haar redenen zijn om een relatie met hem aan te gaan. Is ze slechts een golddigger of houdt ze echt van hem? Het enige wat Castel boeit is haar totale overgave aan hem en zodra hij in de smiezen krijgt dat daar geen sprake is, neemt hij letterlijk het heft in eigen handen en steekt haar in grote woede neer. Vanuit het standpunt van Castel is het logisch dat María uiteindelijk een onleesbaar mysterie blijft, maar als lezer had ik – al was het maar een hoofdstuk! – graag ook háár kant van het verhaal te weten gekomen. Maar wellicht laat Sabáto juíst genoeg aan de verbeelding van de lezer over en snijdt hij op deze manier de interne drang van schrijvers om het verhaal overmatig te willen inkleuren vakkundig de weg af.
Hoe het ook zij: dit kleine meesterwerk is een oogstrelend debuut. Het is dan ook onbegrijpelijk dat de Nederlandse vertaling niet meer in druk is – oké, het is ietwat begrijpelijk, maar toch: herpubliceren die handel! Wat nog onbegrijpelijker is en wat bovendien onverteerbaar moet zijn voor zijn bewonderaars: Sabáto’s derde roman, Abaddón, el exterminador uit 1974, is nog nooit naar het Nederlands vertaald! Ongelooflijk.
Welke uitgever durft het aan?